Zoek op deze site met FreeFind

De Zusters van Liefde - Rumbeke

Het Klooster van St. Vincentius a Paulo te Rumbeke met rechts het hospitaal
Het hoofdklooster van St.-Vincentius a Paulo in de kloosterstraat in Rumbeke. Van daaruit werden een anderhalve
eeuw lang zusters uitgestuurd naar de school in Beitem (Bron: Zr. Benigna).

De zusters, die in 1808 de wijkschool aan 'de Meerlaan ' stichtten en er vanaf 1867 tot 1881 les gaven waren lid van de Congregatie van St.-Vincentius a Paulo uit Rumbeke, in de volksmond 'Zusters van Liefde ' genoemd. Vanaf 1881 tot 1988 woonden ze in de dorpskom van Beitem in een bijklooster en waren "schoolmeesteressen" in de aanpalende St.-Lodewijksschool. Vele generaties oudere Beitemnaars hebben in hun kindertijd bij een of meer van deze zusters in de klas gezeten en houden daar talrijke - mooie of minder mooie- herinneringen aan over. Op deze pagina maken we nader kennis met deze Rumbeekse zuster-congregatie, die een anderhalve eeuw lang een onuitwisbare stempel drukte op het lager onderwijs in Beitem.

St.-Vincentius a Paulo. Leven en spiritualiteit.

St.-Vincentius a Paulo. 18de-eeuwse ets (Bron: Wikimedia)
St.-Vincentius a Paulo, patroonheilige van de Rumbeekse zusters. 18de-eeuwse ets (Bron: Wikimedia).

St.-Vincentius a Paulo was de patroonheilige en grote inspiratiebron van de Rumbeekse zusters. Hij werd als eenvoudige boerenzoon geboren in 1581 in het Zuid-Franse plaatsje Pouy. Na zijn priesterwijding in 1600 werden, onder zijn impuls, diverse initatieven en organisaties opgestart om de schrijnende ellende en de armoede onder het gewone volk te lenigen. In 1625 stichtte Vincent de 'Congregatie der Missie ' (beter bekend onder de naam Lazaristen), die zich toelegde op missiewerk, armenzorg en onderricht aan kinderen uit de lagere klassen. Daarnaast richtte Mr. Vincent, samen met de H. Louise de Marillac, in 1633, de congregatie op van de 'Dochters van Liefde ' ('Filles de la Charité ', ook bekend als 'Sœurs de Saint-Vincent-de-Paul ').

Vincent de Paul overleed in 1660 in Parijs en werd in 1737 heilig verklaard. Zijn gebalsemd lichaam ligt opgebaard in een glazen sarcofaag in de kloosterkapel van de Lazaristen in Parijs. Vanaf de 17de vormde de Vincentiaanse spiritualiteit - gebaseerd op de liefde voor de armen en een eenvoudige levenswijze - een bijzondere inspiratiebron voor vele generaties van vrome, maar vooral sociaal geëngageerde religieuzen en leken, die zich uitdrukkelijk ten dienste stelden van de zwaksten in de samenleving: onderwijs voor kansarme kinderen, zorg voor arme bejaarden, zieken, alleenstaande moeders, wezen, daklozen, enz.

Vooral in de sociaal-economisch zwaar beproefde provincies West- en Oost-Vlaanderen lieten vele dorpspastoors, vrouwelijke kloostergemeenschappen en lokale 'vrome dochters ' zich door St.-Vincentius inspireren om armenscholen en 'gestichten ' voor behoeftige dorpsgenoten op te richten. In Vlaanderen alléén al ontstonden er in de 18de en vooral gedurende de 19de eeuw ruim 40 lokale en diocesane congregaties van 'Zusters van Liefde ', 'Zusters van St.-Vincentius a Paulo ' of ook 'maerten der aerme siecken ' genoemd.

De éérste plaatselijke Vincentiaanse congregatie buiten Frankrijk werd gesticht in 1756 in... Rumbeke door de toenmalige pastoor-deken Petrus-Franciscus Valcke: 'de Zusters van Sint-Vincentius in Rumbeke ' zetten zich in voor zieken- en armenzorg en voor onderwijs aan arme kinderen, o.m. in Beitem gedurende cira 170 jaar! Voor de zusters formuleerde Vincentius kort maar krachtig de volgende leefregel: "De straat zal lang zijn. De trappen steil en de armen ondankbaar. Je zal weldra gewaarworden dat naastenliefde zwaarder doorweegt dan soep en broodkorf. Maar behoud je zachtheid en je glimlach. Als je de armen dient met goedheid, zachtheid en eerbied maak je Gods aanwezigheid tastbaar".

De stichting van de Congregatie (1756)

Grafsteen van pastoor Valcke in het portaal van de St. Petrus- en Pauluskerk van Rumbeke.
Grafsteen van pastoor Petrus Valcke, stichter van de Dochters van Liefde. Portaal van de St. Petrus- en
Pauluskerk van Rumbeke (Foto: R. Boucquey).

Pastoor-deken Petrus-Franciscus Valcke was de oprichter van de Congregatie van Zusters van St.-Vincentius a Paulo in Rumbeke. Valcke, geboren in Westrozebeke in 1708, studeerde Latijn in Ieper en vervolgens filosofie en theologie aan het Groot-Seminarie van Dowaai (het huidige Douai, Fr.-Vlaanderen). Evenals een aantal andere Vlaamse seminaristen in de eerste helft van de 18de eeuw was de jonge Valcke zéér gegrepen door de boodschap van St.-Vincentius a Paulo. Vanaf 1742 was Valcke pastoor van Rumbeke en vanaf 1748 tevens deken van Roeselare, tot aan zijn dood in 1787.

Kanunnik Joannes Van Roo, medestichter van de Zusters van Rumbeke.
De Ieperse kanunnik Joannes Van Roo, medestichter van de Zusters van
Rumbeke (Ets, 18de eeuw).

Volgens Valcke was het vooral de invloedrijke Ieperse kanunnik en theoloog Joannes Bartholomeus Van Roo (1716-1797) die hem persoonlijk aanspoorde tot het stichten in Rumbeke van een zuster-congregatie die, naar het grote voorbeeld van St.-Vincentius, zich zou inzetten voor christelijke liefdadigheid, in de praktijk omgezet door verzorging van behoeftige zieken en door (godsdienst)onderricht voor arme kinderen in zondags- en spinscholen. Kanunnik Van Roo besteedde bijzondere aandacht aan de werving, het noviciaat en de vorming van toekomstige religieuzen ('devote dochters '). Hij speelde een belangrijke rol in het verspreiden van jaarlijkse retraites van priesters en religieuzen. Hij begeleidde ook individuele kloosterlingen, o.m. als biechtvader.

Een huisje in de Casernes, de eerste verblijfplaats van de 3 eerste zusters.
Een huisje in "de Casernes", de eerste verblijfplaats van de 3 eerste zusters (Foto: Raoul Boucquey).

Het avontuur van de Rumbeekse zusters startte in 1755. Pastoor Valcke ging op zoek naar 'filiae devotae ' ('vrome dochters '), zoals er zovele waren in de Middeleeuwen en ook nog in de 18de eeuw, die een maagdelijk leven leidden zonder daarom de formele kloostergelofte van zuiverheid uit te spreken. Valcke had een eerste kern van 3 "postulanten" op het oog. Het drietal vestigde zich in een werkmanshuisje in 'De Casernes ', een verdwenen huizenrijtje tussen de Hoogstraat (ter hoogte van de Louis Leynstraat), en de voormalige Breemeerschen bij de Regenbeek.

Anna-Theresia Doom 1756 - 1779, overste van de eerste Dochters van Liefde in Rumbeke (Foto: Raoul Boucquey)
Anna-Theresia Doom 1756-1779, eerste overste van de Dochters van Liefde in Rumbeke
(Foto: Raoul Boucquey).

Intussen kon pastoor Valcke een notabele vrouw uit Hooglede, Anna-Theresia Doom (1720-1779), ertoe bewegen om de eerste overste te worden van zijn niewe stichting. Op zijn verzoek volgde Anna-Theresia eerst, gedurende een anderhalf jaar, een soort van noviciaatsopleiding bij kanunnik Van Roo in Ieper, alvorens de leiding van de nieuwe associatie in handen te nemen.

2 februari 1756, het feest van Lichtmis, was de officiële stichtingsdatum van de Congregatie. Pastoor Valcke leidde de driekoppige gemeenschap binnen in een woning, die hij voor haar huurde in de toenmalige weg naar de Plaatsmolen. Dit huurhuis was het allereerste convent van 'Doghters van Liefde ' van St.-Vincentius a Paulo buiten Frankrijk! Op 25 maart arriveerde daar de 38-jarige Anna-Theresia Doom voor de "bestieringhe van dese cleene congregatie" (Pastoor Valcke's dagregister) gedurende 22 jaren, tot haar dood in 1779.

Er was onmiddellijk werk aan de winkel. Rumbeke, toen een landelijk dorp met circa 4.400 inwoners, leefde van landbouw en ambachtelijke huisnijverheid. Armoede, hongersnood en epidemieën waren nooit ver weg. In 1756 woedde er in een hofstede in Izegem een 'raepelycke siecte '. Bij het verzorgen van de zieken geraakten de 'doghters van liefde ' zélf besmet, en één van hen stierf .

Het eerste kloostergebouw (1757)

Tweede verblijfplaats van de zusters, in de huidige Kloosterstraat.
Tweede verblijfplaats van de zusters, in de huidige Kloosterstraat (Foto: Raoul Boucquey).

Pastoor Valcke liet voor zijn jonge gemeenschap een nieuw klooster optrekken aan de 'den Meulenwegh ' (= het weggetje van de Plaatsmolen naar de Roeselarestraat, de huidige Kloosterstraat). Het gebouw stond op een stuk grond, in cijnspacht gegeven, voor de helft door de Armendis en voor de andere helft door de parochie Rumbeke. De kosten werden gedekt door o.m. giften die pastoor Valcke inzamelde en door financiële en materiële (zoals meubilair) steun van de zusters. De 4 zusters namen er hun intrek op 14 september 1757. Dat kloosterpand zal er blijven staan tot in 1902, wanneer door het groot aantal zusters en leerlingen, een, groter gebouw noodzakelijk werd.

De eerste kloosterregel

Aanhef van de eerste leefregel voor de Dochters van Liefde in Rumbeke.
Aanhef van de eerste leefregel voor de Dochters van Liefde in Rumbeke (Foto: Raoul Boucquey).

In nauwe samenwerking met de Ieperse kanunnik Van Roo (alweer hij!) schreef pastoor Valcke de eerste leefregel voor zijn congregatie van "geestelycke doghters, welckers besonderste functie soude wesen hun gansch en gheel te besteden, om aerme siecken te dienen ende hun, soo naer 't geestelyck als naer t'lichaemelyck behulpsaem te wesen" (pastoor-deken Valcke in zijn dagregister).

St.-Vincentius en zijn eerste Dochters van Liefde bij koningin Anna van Oostenrijk. Schilderij, 18de eeuw. Parijs, Eglise de Ste.-Marguerite
St.-Vincentius en zijn eerste Dochters van Liefde bij koningin Anna van Oostenrijk. Schilderij
van Dominicanerbroeder André, 18de eeuw (Parijs, Eglise Ste.-Marguerite)

De leefregel deed sterk denken aan de regel van de Franse 'Filles de la Charité ' (Dochters van Liefde), mede-opgericht door Vincentius a Paulo in 1633. Het betrof geen 'klassieke ' kloostergemeenschap, die zich opsloot in gebed, boete en meditatie, maar een semi-religieus team wereldse vrouwen, dat zich daadwerkelijk inzette voor de armen. Niettemin waren er vrij strenge gemeenschapelijke afspraken rond gebed en ascese. De regel voorzag werkdagen van 4u 's morgens tot 21.30u 's avonds, en 3 dagen vasten per week.

Handtekening van pastoor Valcke en kanunnik Van Roo onder het stichtingsdocument van de Zusters.
Handtekening van pastoor Valcke en kanunnik Van Roo onder het stichtingsdocument van de Zusters
(Foto: Raoul Boucquey).

Pastoor Valcke moest nu nog de erkenning krijgen van zowel de burgerlijke als de kerkelijke overheid. Op 21 oktober 1758 werd de stichtingsakte ondertekend door de wetheren van de heerlijkheid van de Hazelt (op het grondgebied ervan stond het eerste kloostergebouw!), en mede door de 4 zusters, pastoor Valcke en kanunnik Van Roo. In de akte stond de dubbele opdracht van de 'Associatie van geestelycke dochters' omschreven: ziekenzorg en onderwijs voor de armen:

"Ten eersten om te volbringhen het principael eynde van dese associatie, sullen sy de aerme ende verlaeten sieken by daege ende by nachte op hunnen eygen cost ende teenemael gratis en pro Deo geestelyck ende lichaemelyck by te staen, hun besorgd hebbende het noodsaeckelyk voedsel, bedde ende andere nootwendigheden... dienstigh soo tot stichtinghe, leeringhe ende goede educatie der jonckheyt..."

3 Dochters van Liefde bij de kerkingang. Amand Gautier, 19de eeuw (Baltimore, Walters Art Museum).
3 Dochters van Liefde bij het kerkportaal. Amand Gautier, 19de eeuw (Baltimore, Walters Art Museum).

Op 5 september 1759 werd het experiment met de Rumbeekse gemeenschap van 'Zusters van Liefde van de Heilige Vincentius a Paulo '', na 3 jaar aarzelen weliswaar, officiëel kerkelijk goedgekeurd door de Brugse bisschop J.-R. Caïmo. Het jaar daarna verleende de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia op haar beurt de jonge stichting een wettelijke erkenning (=octrooi), en dit onder enkele stricte voorwaarden: het aantal leden mocht niet meer bedragen dan 15 (deze beperking zal pas in 1830 worden opgeheven!) en het mocht nooit een slotklooster worden. Het initiatief moest dus kleinschalig en zuiver filantropisch blijven. De groep, gestart met 4, groeide in 1759 uit tot 9 en bereikte in 1779 (het sterfjaar van de eerste overste Anna-Therasia Doom) het maximum toegelaten aantal van 15 zusters.

De bestaansmiddelen bestonden in de beginjaren vrijwel uitsluitend uit opbrengsten van onroerende goederen van de zusters, uit aalmoezen en uit wat ze verdienden - buiten hun tijd van ziekenzorg - met hun handwerk (spinnen en naaien). Later kwam men rond dank zij de bijdragen van de leerlingen in de kostschool, het onderhoud van het kerklijnwaad (het "wasschen en kuyssen in de kerke"), e.d. De meeste uitgaven waren voor 'de menage ', de aankoop van kleren en lijnwaad, huisraad en eetwaren, de betaling van ambachtslui en dokters, e.d..

Van parochiale naar diocesane congregatie (1838)

Pastoor Petrus Hooge, de ontwerper van de nieuwe regel voor de zusters, goedgekeurd door de bisschop in 1838.
Pastoor Petrus Hooge, de ontwerper van de nieuwe diocesane regel voor de zusters, goedgekeurd
door de bisschop in 1838. (Bron: Raoul Boucquey).

De gemeenschap van 'Dochters van Liefde ' in Rumbeke was bij haar ontstaan niet te vergelijken met de bestaande erkende kloostercommunauteiten. Het betrof een semi-religieuze gemeenschap van godvruchtige dochters, die losser stonden tegenover het bischoppelijk gezag, geen eeuwige geloften aflegden en op elk moment de groep konden verlaten. Maar in de 19de eeuw onderging de communauteit een serieuze gedaantewisseling.

Voorpagina van de nieuwe regel voor de diocesane congregatie van zusters in Rumbeke.
Voorpagina van de nieuwe regel voor de Zusters van Liefde in Rumbeke (Bron: Raoul Boucquey).

De pastoor van Rumbeke, Petrus-Ignatius Hooge, schreef een nieuwe omvangrijke kloosterregel voor de gemeenschap, die de bisschop van Brugge Franciscus-Renatus Boussen goedkeurde op 20 februari 1838. De oorspronkelijke burgerlijke vereniging was voortaan een klassieke diocesane congregatie. De zusters legden eeuwige in plaats van tijdelijke geloften af, droegen een kloosteruniform, enz.

De bloeiperiode (1838-1960)

De periode van 1838 tot 1960 was voor de Congregatie een tijdperk van sterke groei. In 1840-41 werd, ten westen van het klooster, door pastoor Hooge de eerste (eenbeukige) kloosterkapel gebouwd, die plaats bood aan max. 500 mensen. Er werden in de loop van de 19de eeuw talrijke andere nieuwe initiatieven genomen:

    Zusters van Liefde verzorgen een ziek kind. Schilderij van Henriette Brown, 1859.
    Zusters van Liefde verzorgen een ziek kind. Schilderij van Henriette Browne, 1859.

  • Ziekenzorg aan huis.
    Tijdens de moordende hongerjaren (1846-49), veroorzaakt door de aardappelplaag, heerste 'alderschrikkelykste aermoede ' in Vlaanderen. De zusters bezochten en verzorgden honderden tyfuslijders. Een aantal zusters raakte besmet en één van hen liet er het leven bij. Voor haar onvermoeibare inzet werd Zr. Joanna Vandeputte in 1851 door de koning vereerd met het (slechts zelden toegekende) gouden erekruis.

  • Bejaardenzorg

    Zusters verzorgen bedlegerige bejaarden. Foto 19de eeuw.
    Zusters verzorgen bedlegerige bejaarden. Foto 19de eeuw.

    In samenwerking met het plaatselijke armenbestuur, bedienden de zusters, vanaf 1831, op het kerkplein het bejaardentehuis (''t oudemannenhuis '). Zes jaar later werd hen het eigenlijke bestuur van dit bejaardentehuis toevertrouwd. In 1846 verbleven er een 100-tal oudjes, mannen en vrouwen. In de loop van de 2de helft van de 19de eeuw liep dit aantal stilaan terug tot 55, en bij uitbreken van WO I waren er nog slechts zo'n 30 bewoners. Na WO II daalde dit cijfer nog meer, door de invoering van het pensoenstelsel en door de bouw van concurerende goedkope bejaardenhuizen.

  • Wezenzorg

    Kantwerk met 3 kantklossen (Bron: Raoul Boucquey)
    Kantwerk met 3 kantklossen (Bron: Raoul Boucquey).

    Vanaf 1850 werd bij het klooster een wezenhuis ingericht, waarin de meisjes leerden speldewerken. Na Wereldoorlog I, in 1923, werden in dit nu verdwenen gebouw 4 kleuterklassen ondergebracht. Wezen en verlaten of verwaarloosde kinderen werden overgeheveld naar het nabijgelegen 'St.-Elisabethgesticht ', opgericht door de legendarische 'Moeder Ida '. Later werd dit tehuis gekocht door de bankier Jozef Camerlynck (Bank van Roeselare), gerund door diens vrouw Madame Camerlynck en omgedoopt tot 'Onze Kinderen '.

  • Het hospitaal

    Zusters (Schilderij van Henriette Browne. Circa 1865).
    Zusters (Schilderij van Henriette Browne. Omstreeks 1865).

    In 1853 werd naast de kloosterkapel een hospitaal gebouwd. De zusters konden rekenen op de financiële steun van de familie de Thiennes (eigenaar van het kasteel van Rumbeke) en vooral van een rijke Ieperse weldoenster. In 1855 sloot pastoor Hooge een overeenkomst met het Armenbestuur voor de leiding en de uitbating van het hospitaal door de zusters. Zelden stonden er bedden leeg, want pokken en tyfus bleven woekeren. Het hospitaal werd niet heropend na Wereldoorlog I, in 1924, wegens het grote aanbod van moderne klinieken en hospitalen in de omliggende steden. Het hospitaalgebouw werd in 1926 afgebroken en op die plaats kwam een nieuwe kloosterkapel.

Het onderwijs

De wandeling van de zusters. Amand Gautier, 19de eeuw (Rijsel, Musée des Beaux-Arts).
De wandeling van de zusters. Amand Gautier, 19de eeuw (Rijsel, Musée des Beaux-Arts).

Omdat de zusters van Rumbeke bij ons in Beitem vooral bekendheid verwierven door hun onderwijsactiviteiten, gaan we er gedetailleerder op in. Al in 1743 organiseerde pastoor Valcke, de stichter van de Congregatie, een gratis armenschool voor jongens in de gebouwen van de parochieschool bij de kerk. Vanaf 1756 stichtte hij met zijn zusters "verscheyde sondagscholen en veeldereye andere spinnescholen in alle de verafgelegen streken van syne prochie tot onderwysinge der aerme jonkheid in het handwerk en christelyke leeringe....

In 1759 richtte Valcke in het kloostergebouw een gratis zondagsschool op: "Om 't sondaghs ende 's heylidaghs school te houden ten dienste namentlyck van de arme kynders der prochie van Rumbeke, sal aen eene van de doghters het besorghen ende toesien van soo heylich werck in 't besonder toebetrouwt syn.". Die werd dus gehouden in het kloostergebouw op zon- en feestdagen, 's namiddags. De leiding ervan werd toevertouwd aan één van de zusters, die zorg droeg voor de boeken, pennen, papier enz. en die de banken en tafels klaarzette. De meisjes werden onderwezen in lezen, schrijven en het leren van de catechismus.

Zittende spinster. Jean-François Millet, 1859 (Williamstown, Clark Institute)
Zittende spinster. J.-F. Millet, 1854 (Williamstown, Clark Art Institute).

In 1761 vroeg Valcke zijn Dochters van Liefde ook de leiding te nemen van een 'spinneschole ' bij het klooster, om er, op weekdagen, meisjes te leren lezen, schrijven en spinnen. Deze werkschool zal later uitgroeien tot een volwaardige dagschool en aan de basis liggen van de lagere school.

Wegens het groot succes van zowel de zondagsschool als van de dagschool kocht pastoor Valcke in 1763 een aanpalend huis waarin de dagschool werd ondergebracht, waaraan een kostsschool was verbonden met slaapgelegenheid voor een 30-tal internen.

Maar het was vooral in de loop van de 19de eeuw dat de onderwijstaken van de zusters van Rumbeke fors uitbreidden.

    De Rumbeekse kostschoolmeisjes op de speelplaats.
    De Rumbeekse kostschoolmeisjes op de speelplaats (Bron: Raoul Boucquey).

  • In het klooster van Rumbeke was er vanaf 1803 een dagschool met een internaat ('pensionnaat der meyskens ') voor enkele tientallen leerlingen. Het ging hier om betalend onderwijs, "alleenlijk geschikt voor meisjes, en wel naemelyk voor kinderen van goede famillien" (Gemeentelijk jaarverslag, 1839). Het aantal kostschoolmeisjes steeg naar het einde toe van de 19de eeuw spectaculair. Er werd zelfs publiciteit gevoerd in het Frans voor het pensionaat.

    Spellewerkklas in Bissegem.
    Spellewerkklas in Bissegem.

  • Naast de leerschool was er in 't klooster ook een spinschool, vanaf circa 1850 omgebouwd tot speldewerkschool (voor kantklossen). Zo'n 100 kinderen uit arme arbeidersgezinnen leerden er, naast hun handwerk, ook lezen, schrijven, de gebeden en de catechismus. Een vijftal zusters gaven er gratis onderricht. De kinderen kregen het geld van hun handenarbeid en betaalden slechts één frank per maand voor bijdrage in de kosten. De gemeente gaf subsidies voor de aankoop en het onderhoud van meubilair en speldewerktuigen, voor de verdeling van kleren, voedsel en prijzen, enz.

  • Daarnaast waren er op diverse plaatsen in Rumbeke gratis zondagscholen. Deze waren erg in trek en telden in 1840 samen zo'n 700 kinderen. De kinderen konden er ook nog naartoe komen na hun 12de jaar, de jongens tot hun legerdienst!

  • Tijdens en na de schoolstrijd (1878-1884) namen de Rumbeekse zusters het beheer over van bestaande wijkscholen, o.m. die van 'De Meerlaan ' in Beitem. Het onderwijs werd er tot dan toe veelal gegeven door niet-gediplomeerde en weinig geletterde 'godvruchtige juffrouwen '. Tussen 1881 en 1906 werden maar liefst 6 kloosterfilialen gesticht met bijhorende lagere school.

    1. 1881 - In Beitem kwam het eerste bijhuis van het (moeder)klooster van Rumbeke, gekoppeld aan de nieuwe St.-Lodewijksschool bij de kerk.

      De vroegere St.-Henricusschool aan de Zilverberg.
      De inmiddels vervangen St.-Henricusschool en huis van de zusters op de Zilverberg (Bron: Raoul Boucquey).

    2. 1882 - Een 2de bijhuis op de Zilverberg, verbonden aan de St.-Henricusschool (die sinds 1873 bestond als St.-Alfonsiusschool).
    3. 1882 - Stichting van een 3de bijhuis met school in Stene (deelgemeente van Oostende)

      De vroegere school van de zusters aan de Vossemolen.
      De vroegere St.-Jozefschool van de zusters aan de Vossemolen (Bron: Raoul Boucquey).

    4. 1883 - Een 4de bijhuis aan de Vossemolen-wijk, samen met de St.-Jozefschool.
    5. 1903 - Een 5de bijhuis in de Kwadestraat in Rumbeke, gekoppeld aan de St.-Aloysiusschool.
    6. 1906 - Een 6de bijhuis met St.-Lodewijksschool op de wijk Conterdam in Stene bij Oostende.

    • In 1937 werd een woonhuis met bijhorende Mariaschool gebouwd in de wijk 'De Meiboom ' op de Conterdam in Stene bij Oostende.
    • Na Wereldoorlog II, in 1949, startten de zusters een middelbare beroeps- en huishoudschool 'Nazareth ' in Rumbeke, die in 1961 werd uitgebreid met een nieuwe vleugel, maar in 1988 haar deuren sloot.
    • In 1966 kreeg de basisschool van het moederklooster van Rumbeke er een afdeling bij op de St.-Elisabethwijk.

Uitbouw van de kloostergebouwen in Rumbeke

Oudste foto van het klooster (19de eeuw)
De oudste foto van het klooster (links), daterend van omstreeks 1890 (Bron: Raoul Boucquey).

Aan het einde van de 19de eeuw werden de klooster- en schoolgebouwen in Rumbeke sterk uitgebreid. De Congregatie kon hierbij rekenen op de financiële steun van milde weldoeners, zoals de rijke industriëel en schepen Louis Leyn en de familie de Thiennes van het kasteel.

De meisjes van het Rumbeekse pensionaat geflankeerd door 2 zusters.
De meisjes van het Rumbeekse pensionaat geflankeerd door 2 onderwijszusters (Bron: Raoul Boucquey).

In 1891 werd in de Roeselarestraat een oude tweewoonst gekocht, 2 jaar later afgebroken en vervangen door een nieuw schoolgebouw met 6 klaslokalen, een Franse klas, een speldewerkschool en een slaapplaats voor pensionairen. Er was een betalende kostschool voor meisjes ('Pensionnat de Jeunes Demoiselles ') met een refter, slaapplaats, speelplaats en tuin.

Louis Leyn, de grote weldoener van de Rumbeekse Zusters
Louis Leyn, de grote weldoener van de Rumbeekse Zusters (Foto: Raoul Boucquey).

In 1900 werd het kleine woonhuis van de zusters, dat nog dateerde van 1757, vervangen door een splinternieuw en veel groter klooster (Kostprijs: 50.000 fr., betaald door schepen Louis Leyn). Het bood plaats aan de sterk aangroeiende groep van zusters: 50 in 1901, 68 in 1908 en 73 in 1914. Ook het hospitaal, het weeshuis en de boerderij werden uitgebreid. De eenbeukige kloosterkapel van 1840 werd vergroot door de uitbouw van een 2de beuk, waardoor er plaats was voor ruim 1000 gelovigen.

Tijdens WO I fungeerden de kloostergebouwen als slaapplaats voor Duitse soldaten en later als krijgshospitaal. In 1915 werden de schoolgebouwen geteisterd door een zware brand. De zusters stonden in voor het bereiden en bedelen van soep aan alle Rumbeekse kinderen. Nadat in oktober 1918 de parochiekerk door wegtrekkende duitse troepen was gedynamiteerd, gingen alle kerkelijke diensten van Rumbeke door in de kloosterkapel, tot in 1924. In datzelfde jaar telde de Congregatie 71 zusters.

Groepsfoto van alle zusters van Rumbeke, n.a.v. het 200-jarig bestaan van de Congregatie.
Groepsfoto van alle zusters van Rumbeke, n.a.v. het 200-jarig bestaan van de Congregatie (Bron: Zuster Benigna).

De jaren vijftig van de vorige eeuw waren voor het Vincentiusklooster in Rumbeke de absolute top. Het aantal zusters bereikt een hoogtepunt met 84. Bij het tweede eeuwfeest in 1956 poseerden ze fier voor de camera (zie bovenstaande foto). Naast het onderwijs in vele scholen gingen de zusters door met hun ziekenzorg aan huis. Ze werden vanaf 1946 actief als thuisverpleegsters van het Wit-Gele Kruis, engageerden zich voor Familiezorg en stonden, zoals van oudsher, in voor een aantal parochiale taken.

De kentering vanaf halfweg de 20ste eeuw

Vanop de kerktoren, een panoramische foto van het kloostercomplex in Rumbeke.
Vanop de kerktoren, een panoramische foto van het kloostercomplex in Rumbeke (Bron: Raoul Boucquey).

Na 1956 kwamen er geen nieuwe kloosterroepingen meer. Zoals de meeste religieuze gemeenschappen in Vlaanderen kampte de Congregatie met een ernstige vergrijzing. De zusters zagen zich verplicht om tussen 1967 en 1992 alle bijhuizen een voor een te sluiten. Ze verdwenen langzamerhand uit het onderwijs en uit de zieken- en bejaardenzorg. De kloosterscholen, bijv. de St.-Lodewijksschool in Beitem, werden overgedragen aan leken. Idem voor alle andere onderdelen van het kloosterpatrimonium, die, in samenspraak met het bisdom, een andere bestemming kregen, onder welbepaalde voorwaarden én in de geest van de H. Vincentius a Paulo.

Evolutie-grafiek van het aantal Zusters van Liefde in Rumbeke
Evolutie-grafiek van het aantal Zusters van Liefde in Rumbeke (Bron: Raoul Boucquey).

De beroepsschool van Rumbeke werd gesloten in 1988 en toevertrouwd aan leken, voor de begeleiding van fysisch gehandicapten. De school en het woonhuis aan de Vossemolen ging naar een dienst voor pleeggezinnen. In 2003 werd een gedeelte van het hoofdklooster, inclusief de grote kapel, afgestaan voor de uitbouw van een Psychiatrisch Verzorgingstehuis (PVT) 'Valckeburg '. Bij de viering van het 250-jarig bestaan van het (inmiddels fel afgeslankte) kloosterpand, in 2006, telde de gemeenschap nog 11 zusters, gemiddeld 82 jaar oud.

De laatste zusters, Zr. Benigna en Zr. Pia.
De laatste zusters van Rumbeke, Zr. Benigna (l.) en Zr. Pia (r.) in 2014.

Op 28 mei 2014 viel het doek over de Rumbeekse Congregatie, die tijdens de voorbije 258 jaar samengeteld 221 leden telde en ooit 84 zusters huisvestte. Nu bleven er nog 4 zusters over, waarvan 2 zwaar ziek en zorgbehoevend. Zusters-overste Benigna en zuster Pia trokken voorgoed de deur van het St.-Vincentiusklooster achter zich dicht en voegden zich bij de Congregatie van de Zusters van Maria in Ingelmunster. De vrijgekomen kloosterruimtes werden ingenomen door het aanpalend PVT 'Valckeburg '.

De oversten van het klooster van Rumbeke (1756-2014)
  Anna-Maria Theresia Doom (1756-1779)
  Cecilia Deleforterie (1779-1781)
  Rosalie Van Raes (1782-1785)
  Anna-Theresia Weens (1785-1788)
  Rosalie Van Raes (1788-1818)
  Victoria Courtens (1819-1855)
  Coleta Spiers (1855-1864)
  Theresia Verstraete (1864-1879)
  Amelya Devys (1879-1902)
  Theresia Defoort (1902-1923)
  Sylvie Cneut (1923-1945)
  Stephanie Berteloot (1945-1964)
  Norbertine Vanderhaeghe (1964-1981)
  Gertrudis Ameloot (1981-1986)
  Benigna Devolder (1986-2014)

St.-Vincentius a Paulo (Turijn, Klooster van de Dochters van Liefde).
St.-Vincentius a Paulo (Turijn, Klooster van de Dochters van Liefde).

    Disclaimer     © Copyright 2014- . Alle rechten voorbehouden. Contact: willem.wylin@telenet.be