|
Oudste foto van de St.-Lodewijksschool, aan het einde van de 19de eeuw (Bron: Dirk Berghman). De zogeheten 'Ongelukswet ' (1879) van de antiklerikale liberale regering Frère-Orban was een regelrechte aanval geweest tegen het katholiek onderwijs en gaf het startschot van een 5 jaar durende verbeten schoolstrijd. In 1881 waren de 4 zusters van de eerste school aan de Meerlaan, met leerlingen en de hele inboedel, 'manu militari ' op straat gezet. Er werd een tijdlang les gegeven in de schuur van boer Masquelier. Naderhand werd een woning dichtbij de kerk (de latere herberg 'De Oude Kroon ') ter beschikking gesteld, die dienst deed als noodschool en ook als woonhuis van de zusters, overgekomen van de gesloten Meerlaan-school. De zusters en de pastoor van Rumbeke hadden inmiddels ook niet stilgezeten. Al in 1878, toen de Liberalen aan de macht kwamen hadden ze de storm van de Schoolstrijd zien aankomen. Ze werkten ijverig plannen uit voor de bouw van een nieuwe school in Beitem. Daarin zouden dan de zusters en de kinderen van de school aan de Meerlaan een veilig onderkomen vinden. De pastoor voelde echter niets voor een nieuwe school in het gehucht 'de Meerlaan ', maar wél in de opkomende nieuwe wijk rondom de nieuwe St.-Godelievekerk (1866), zo'n 2 km zuidwaarts gelegen.
Maar vanwaar moest het nodige geld komen voor de bouwprojecten? Gelukkig diende zich een milde weldoener aan: Louis Leyn (1829-1910), een rijke industrieel en tevens schepen, secretaris van de kerkraad en armendis-meester in Rumbeke. Hij schoot in 1879 persoonlijk ruim 20.000 fr. (goudfranks) voor, om hiermee de grond aan te kopen en een nieuwe school en aanpalend woonhuis voor de zusters te bouwen. Op dat voorschot moest wél elk jaar 4% intrest worden betaald, omgerekend 860 fr. Deze jaarrente werd uitgekeerd uit de inkomsten van 'De Katholieke Schoolpenning ', in 1876 opgericht om, via omhalingen, collectebussen en giften, de nodige fondsen te verzamelen voor de uitbouw van het confessioneel onderwijs (de nieuwbouw en het onderhoud van scholen, het salaris van schoolmeesters- en meesters). In 1887 zal Louis Leyn het welletjes vinden en de schulden voor de afbetaling volledig kwijtschelden. St.-Lodewijksbeeld in een muurnis op de huidige voorgevel van de school. Al in 1881 was de nieuwe gemengde lagere school klaar aan het kerkplein en opende haar deuren voor de Beitemse kinderen. Naar de voornaam van de weldoener Louis Leyn, werd de school van Beitem St.-Lodewijksschool genoemd en toegewijd aan de heilige Franse koning St.-Louis (1214-1270). In een nis in de voorgevel van de huidige school prijkt nog steeds het beeld van de patroonsheilige, met eronder het opschrift: "School St.-Louis. 1881". Bij de school kwam een nieuw huis voor de zusters, die in de school onderwezen. Dit werd meteen het eerste bijhuis van het moederklooster van de Zusters van St.-Vincentius a Paolo in Rumbeke. Het zou evenwel nog tot 1922 duren tot de VZW 'Zusters van de H. Vincentius a Paulo in Rumbeke ' de rechtmatige eigenaar werd van de school. Daarna zouden nog die van St.-Henricusschool op de Zilverberg en de St.-Jozefsschool aan de Vossemolen volgen.
Overste in Beitem werd Zr. Aloysia (Rosalie Vansteenkiste), die stierf in 1896 en begraven ligt op het kerkhof van Beitem. Haar medezusters waren: Zr. Benedicta, Zr. Scholastica en Zr. Dominica. De St.-Lodewijksschool vóór de Eerste Wereldoorlog 1914-18 (Bron: Dirk Berghman). Vanaf 1881 werd ook zondagschool gehouden in de nieuwe schoolgebouwen. Die school op zondag zal, na de invoering van de leerplicht tot 14 jaar in 1918 een zoete dood sterven. Bij de Belgische verkiezingen van 1884 kwam de Katholieke Partij als klinkende overwinnaar uit de stembus en de regering Malou-Jacobs-Woeste maakte dadelijk de schoolwetgeving van de vorige Liberale regering ongedaan. De godsdienstles stond weer op het programma. Elke gemeente moest minstens één lagere school hebben, maar mocht ook bestaande vrije scholen aannemen. Een houten schoolbank van vroeger... Op 21 januari 1886 werd, op verzoek van overste Zr. Aloysia, de vrije St.-Lodewijksschool van Beitem aangenomen door de gemeente Rumbeke, die jaarlijks een subsidie van 12fr/per kind gaf. In 1886 was het de beurt aan de bewaarschool, die van de gemeente elk jaar een globale toelage kreeg van 200 fr. lei, griffel en spons In 1888 telde de Beitemse St.-Lodewijksschool 89 leerlingen, waarvan 39 jongens en 50 meisjes, verdeeld over 2 lagere klassen. In de bewaarschool zaten 86 kleuters. Tien jaar later waren er al 4 lagere klassen. De schoolbevolking groeide gestadig aan, vooral nadat Beitem in 1889 een parochie werd. Klasfoto van het 2de leerjaar meisjes in 1909 (Bron: Dirk Berghman). In 1896 stierven kort na elkaar overste Zr. Aloysia en een andere zuster. Bij gebrek aan voldoende eigen bevoegde onderwijzeressen in 't hoofdklooster van Rumbeke werd op 1 december 1896 de eerste gediplomeerde leken-schooljuffrouw in dienst genomen: Martha Vergeylen uit Wetteren. Hoelang ze les gaf in Beitem is nergens vermeld; in elk geval stond ze, toen de Beitemse school in 1909 opnieuw werd aangenomen door de Rumbeekse gemeenteraad, niet meer op de lijst. Klasfoto uit 1909 (Bron: Roger Plovie). In 1909 verbleven 4 zusters-onderwijzeressen in het bijhuis van Beitem: directrice Zr. Bernarde (Theresia Defoort), Zr. Anna (Sidonie Decramer), Zr. Perpetua (Lenie Pyck) en Zr Stephanie (Lucie Vanneste). Het klooster van Vincentius a Paolo in Rumbeke, dat in 1908 de school van de Meerlaan stichtte, stuurde een anderhalve eeuw lang zusters-onderwijzeressen: vanaf 1867 tot 1881 naar de Meerlaan-school, en vanaf 1881 tot 1988 naar de St.-Lodewijksschool in de dorpskom.
|