|
Op de plaats van deze verdwenen driewoonst aan 'De Steenbakkerij ' stond de Meerlaanschool, de 1ste school van Beitem (Bron: Roger Plovie). De eerste school op het grondgebied van het huidige Beitem werd opgericht in het begin van de 19de eeuw op de wijk de Meerlaan. De huidige dorpskom, kerk en parochie bestonden toen nog niet, maar pas in de 2de helft van de eeuw. De Meerlaanhoek was de eerste belangrijke woonkern van het huidig Beitem. Het initiatief voor de school ging uit van Antoon Vanden Eeckhoutte, pastoor van Rumbeke (1804-1829), maar het waren Zusters van St.-Vincentius a Paulo in het klooster van Rumbeke die zijn plannen uitwerkten en bekostigden. De rode pijl toont de Meerlaanschool in 1841. Vlakbij stond tot 1819 de Meerlaan-barriereherberg (gele stip) en het in 2014 gesloopte Brouwershof (groene stip). Bron: "Atlas der Buurtwegen", 1841. (AGIV/KBR). In 1808 kocht Zr. Anna-Theresia Weens een lap grond voor de school van Pieter-Joseph Muylle, meier van Rumbeke en eigenaar van het Brouwershof en de afspanning de Meerlaan. Het perceel was gelegen op de hoek van de huidige Meensesteenweg en de Ieperseweg (waar ooit de driewoonst stond met de herberg 'De Steenbakkerij'), en was ongebruikt ('uitschot') gebleven sedert de onteigeningen (1754) onder het Oostenrijks Bewind, voor de aanleg van de Meensesteenweg. De dorpsschool (P. Van Dijke, 1864). Zr. Anna-Theresia Weens (1753-1837), een getalenteerde dochter uit een welvarend gezin in Wulvergem, was van 1785 tot 1788 overste van het klooster in Rumbeke. Een zus van haar, Zr. Maria-Josepha, was eveneens lid van de communauteit. Beide zussen, die het onderwijs een warm hart toedroegen, waren de eerste officieel gekwalificeerde schooljuffrouwen van het klooster. Ze behaalden, in 1822, het bekwaamheids-getuigschrift, dat tijdens het Bewind van de Hollandse koning Willem I (1815-30) vereist was om les te geven. Jarenlang waren ze schoolmeesteressen in 'het pensionnaat der meyskens ', dat verbonden was aan het hoofdklooster. De catechismusles. Hendrik De Braekeleer, 1872 (Brussel, Kon. Museum Schone Kunsten). In 1809 liet pastoor Vanden Eeckhoutte op het aangekochte perceel een schoolgebouw optrekken. Het was alweer weldoenster Zr. Weens die alle bouwkosten betaalde. De eerste schoolvrouw was Theresia Lamote. Zij was een godvruchtige juffrouw ("filia devota") uit Staden, die eerst een armenschool had geleid in Ardooie, en in 1803 was verhuisd naar een tweewoonst in de Kwadestraat in Rumbeke, waarin ze ook school hield, tot haar aanstelling, in 1809, als bestuurster van de nieuwe school aan de Meerlaan. Theresia Lamote werd bijgestaan door Rosa Caillez. Pastoor Vanden Eeckhoutte hielp de 2 schoolvrouwen financieel, die met opbrengst van de schaarse schoolgelden niet rondkwamen. De Mechelse Catechismus, een handboekje (1623) in vraag- en antwoordvorm, was tot ver in de 20ste eeuw de basis van het godsdienstonderricht in de basisscholen. In tegenstelling tot de meeste plattelandsscholen van die tijd - die gevestigd waren in het woonhuis van de schoolvrouw(en) - deed dit gebouw exclusief dienst als gemengde dagschool. In de praktijk ging het om een 'werkschole ', ook 'spinnewerk-school ' genoemd, waar men de kinderen van de Meerlaanwijk het handspinnen leerde. Naast het handwerk, waarmee ze wat verdienden voor thuis, leerden de kinderen lezen en schrijven, de gebeden en de catechismus. Pastoor Vanden Eeckhoutte beschreef in zijn 'Liber Scolarum ' (1810) hoe het er in die spinschool aan toe ging:
In die tijd bestond er een typische didactische methode om de kinderen de letters van het alfabet te leren. Met krijt stonden op het bord al de letters van het ABC onder mekaar geschreven, met naast elke letter een zin, spreuk of rijmpje waarvan het eerste woord begon met de betrokken letter. De schoolvrouw overliep de hele lijst en wees elke letter aan, waarbij de kinderen op maat en in koor herhaalden:
In 1818 stierf Theresia Lamote en werd als bestuurster van de Meerlaanschool opgevolgd door haar assistente Rosa Caillez. Vanaf 1826 werd bestuurster R. Caillez bijgestaan door 2 schoolvrouwen: Maria-Theresia Corneillie en Judith Ramault, tot haar dood, in 1856. Kinderen onderweg naar school, door de 19de-eeuwse schilder Emile Claus (Bron:Wikimedia). In 1820 schonk Zr. Anna-Theresia Weens de hele eigendom van de school aan het bestuur van de armendis (= laat-middeleeuwse voorloper van de 'Openbare Onderstand ' en van het hedendaagse OCMW) in Rumbeke. In de notariële akte van de overdracht is sprake van "een woonhuys met voordere gebouwen ende erve waer op het zelve is staende, ende medegaende eene party zaeyland dienende voor moeshof zuyd daer aen... groot 405 roeden - Het gezeyde huys ende erve is alsnu dienende voor spinneschool voor de aerme kinderen dezer gemeente... alwaer de aerme kinderen dezer gemeente zullen onderwezen worden in de Roomsche Katholyke leering... men zal aldaer ook aen de Kinders leeren lezen, hun inprinten de liefde tot den aerbeyd met hun te leeren het vlas spinnen ofte alle andere handwerk; deze onderwyzingen zullen aen hen gratis gegeven worden". Kinderen leren kantklossen. Franse 19de-eeuwse prentkaart in 'Le Velay Illustré '. Zr. Weens stelde als uitdrukkelijke voorwaarde dat het gebouw steeds als armenschool moest worden gebruikt. Zolang ze leefde behield ze het recht om schoolvrouwen aan te stellen en haar gezag erover uit te oefenen. Pas na haar dood, in 1837, zal dit recht worden toevertrouwd aan de pastoor, aan de overste van het klooster in Rumbeke en aan de armendis-meester, met dien verstande dat ze "en zullen geene andere schoolvrouwen mogen aenstellen als ongetrouwde vrouwspersonen ofte weduwen zonder kinderen, van een goed en onberispelyk leven, hunne religieuze plichten volkomen agtervolgende en bekent voor te zyn van goede faem en zeden". Bidprentje voor Maria-Theresia Corneillie, laatste lekenbestuurster van de Meerlaanschool (1856-67) In 1844 telde de school van de Meerlaanhoek bijna 100 jongens en zowat 60 meisjes uit de omgeving. Onderpastoor Poorteman hield er toezicht op de activiteiten van de schoolvrouwen. In 1856 overleed schoolbestuurster Rosa Caillez en een van haar 2 assistenten, Maria-Theresia Corneillie, nam haar taak over. In het jaar 1866 werd een (hulp)kerk in gebruik genomen, verder weg van de Meerlaan, een tweetal kilometer zuidwaarts, richting Menen. In vrij snel tempo verlegde het centrum van het dorp zich van de Meerlaanwijk naar de 'plaetse', rond de nieuwe St.-Godelievekerk. Proost H.-A. Desmedt, oprichter van de kerk, vroeg de zusters van Rumbeke om de dagelijkse leiding en het onderwijs van de school aan de Meerlaan over te nemen van de leken-schoolvrouwen. Doodsprentje van Zr. Aloysia, 1ste zuster-overste van deMeer- laanschool (1867-81) en de St.-Lodewijksschool (1881-96). In september 1867 kwam Zr. Aloysia (Rosalie Vansteenkiste) als eerste zuster-overste naar de Meerlaan en nam er de plaats in van de lekenbestuurster Maria-Theresia Corneille, die wél verder gewoon les bleef geven.
Samen met of na overste Zr. Aloysia kwamen nog Zr. Benedicta (Louisa Homez), Zr. Scholastica (Marie-Eulalie Remmerie) en Zr. Dominica (Leonie Comyn) over uit het hoofdklooster van Rumbeke. In oktober 1873 dienden de zusters een aanvraag in bij de gemeenteraad om de Meerlaanschool als aangenomen school te behandelen (inclusief een jaarlijkse toelage van 400 fr.). Dit verzoek werd unaniem gunstig onthaald. In datzelfde jaar 1873 nam de laatste leken-schooljuffrouw Maria-Theresia Corneillie ontslag en gaven er uitsluitend kloosterzusters les. Het schoolgebouw aan de Meerlaan werd helemaal vernieuwd en uitgebreid. Op kosten van het bestuur van de armendis kwam er een hele bovenverdieping, waar de 4 zusters woonden. De school bloeide en in 1875 telde ze 67 jongens en 53 meisjes.
Bij de nationale verkiezingen in 1878 verwierven de liberalen de absolute meerderheid in het Belgisch parlement. De maçonnieke regering Frère-Orban ontketende een ware campagne tegen de absolute hegemonie van het katholiek onderwijs (vooral tegen de internaten, waar enkel kinderen uit de betere sociale klassen, tegen betaling, terecht konden) en stelde alles in het werk om, van hoog tot laag, een strict neutraal, verplichtend en kosteloos staatsonderwijs uit te bouwen. Minister van Onderwijs Pierre Van Humbeeck vaardigde in 1879 een nieuwe wet uit op het lager onderwijs, die de katholieke politieke oppositie en de kerkelijke autoriteiten algauw de 'ongelukswet ' gingen noemen. Deze wet lokte een heuse schoolstrijd uit die zou duren tot de klinkende verkiezingsoverwinning van de Katholieke Partij in 1884. Op deze spotprent (1878) moet een pastoor lijdzaam toezien hoe de staatsschool al zijn leerlingen afsnoept (Bron: R. Boucquey). De nieuwe schoolwet doekte elke kerkelijke inspectie van het onderwijs op. De keuze van handboeken werd overgelaten aan de burgerlijke overheid. Voorts bevatte de wet enkele erg omstreden bepalingen, waartegen de Kerk heftig reageerde:
Aartsbisschop V. Dechamps van Mechelen (1867-1883), leidde het katholiek verzet tegen het antiklerikaal schoolbeleid (L. Tuerlinckx. Mechelen, coll. grootseminarie.) De Katholieke Kerk, de katholieke politici en het katholiek onderwijs reageerden furieus. Het ging om een gevecht zonder meer om 'de ziel van het kind '. De bisschoppen waarschuwden in een herderlijke brief: "Van de scholen zonder God en van de meesters zonder geloof, verlos ons Heer". Katholieke onderwijzers en onderwijzeressen kregen verbod om in de gemeentelijke "scholen zonder God" les te geven en katholieke ouders mochten er hun kinderen niet naartoe sturen. Door de kerkelijke campagne was er in de officiële gemeentescholen in West-Vlaanderen een ware leegloop: 60 % van de leerlingen verdween, 24% van de leerkrachten nam ontslag. Bisschop Faict van Brugge lanceerde de slogan "elke parochie haar eigen katholieke school". Het aantal katholieke scholen in het bisdom was in oktober 1880 al met 43% gestegen (kostscholen en kantscholen niet meegerekend). Circa 80% van de schoolkinderen zat in het katholiek onderwijs, slechts 20% in het gemeentelijk onderwijs! De 'ongelukswet ' had een omgekeerd effect, en zorgde ervoor dat het katholiek onderwijsnet stevig werd uitgebouwd. De doctrinaire liberalen hadden over het hoofd gezien dat het parlement, waarin ze de meerderheid hadden (algemeen stemrecht bestond nog niet!), amper 2 % van de totale (overwegend katholieke) bevolking vertegenwoordigde. De Meerlaanschool op de hoek van de Meensesteenweg en de Ieperseweg (Kadasterkaart van P. C. Popp, 1842-1879). Om het financieel drooggelegde katholieke onderwijsnet te ondersteunen werd, onder impuls van de bisschoppen, de 'Katholieke Schoolpenning ' verspreid in nagenoeg alle Vlaamse gemeenten. Omhalingen, giften, geldbussen op openbare plaatsen zoals winkels, herbergen of kerken, collectes bij feesten, toneelopvoeringen, enz. moesten het nodige geld bijeenbrengen om de wegvallende subsidies te vervangen, om de wedde van de leerkrachten te betalen, om meubilair en schoolgerief te bekostigen, om de bestaande schoolgebouwen te onderhouden en om nieuwe scholen te bouwen. Daarmee konden alle normale uitgaven worden gedekt. Wie dat geld leende moest wél 4% jaarrente betalen! Dorpsschool. Jan Steen, 1662 (Edinburgh, National Gallery of Scotland). In de scholen van de Zusters van Rumbeke ging het onderwijs tijdens de Schoolstrijd voorlopig zijn gewone gang, maar dan zonder enige hulp of toelagen van de openbare besturen. Naast de eigen kloosterschool (bestuurd door de zusters) in het centrum waren er op het grondgebied van Rumbeke nog 4 fundatiescholen, o.m. de Meerlaanschool en de school aan de Zilverberg, die toebehoorden aan de armendis. Het provinciebestuur maande de dis aan om het beheer van deze 4 scholen over te dragen aan de gemeente, en er dus officiële gemeentescholen van de maken. Maar noch het gemeentebestuur noch de armendis voelden daar wat voor. Liberale anti-klerikale spotprent (bron: R. Boucquey). Daarop stelden de gouverneur voor om een gemeenteschool voor meisjes op te richten, maar de gemeenteraad vond dat de inspectie tevreden was over de bestaande en dat deze, zelfs zonder vergoeding, verder functioneerden. Een soortgelijk verzoek van het Ministerie van Onderwijs (2 februari 1880) om zo'n gemeentelijke meisjesschool plus bewaarschool te bouwen werd door de gemeenteraad om dezelfde redenen afgewezen. Daarop vaardigde de liberale regering, per KB van 2 april 1880, uit dat fondatiescholen, die toebehoorden aan het bestuur van de armendis (en dat waren de meeste plattelandsscholen) moesten worden overgedragen aan het gemeentebestuur. Toen bleek dat de armendis én het gemeentebestuur van Rumbeke hiertegen verzet aantekenden, werden door de provinciegouverneur op 13 november 2 bijzondere commissarissen benoemd om in hun naam op te treden. Antiklerikale spotprent (19de eeuw). Omdat evenmin de betrokken onderwijzeressen meewerkten besliste de rechtbank van Kortrijk op 23 april 1881, in kortgeding, dat alle onderwijs-zusters vóór 19 mei hun schoolgebouw moesten ontruimen en de gerechtskosten betalen. Omdat dit vonnis geen effect sorteerde kwam een deurwaarder met rijkswachters op 18 augustus naar de school aan de Meerlaan. De 4 zusters, leerlingen en de hele inboedel (meubels en schoolbanken) werden op straat gezet. Datzelfde scenario speelde zich diezelfde dag af bij de St.-Alfonsusschool op de Zilverberg. 's Anderendaags was de school in de Rumbeekse Kwadestraat aan de beurt. Na de uitzetting door de deurwaarder werd aan de Meerlaan een tijdlang les in huizen van particulieren in de buurt en ook in de schuur van een boer, in afwachting dat de bouw van een nieuwe school bij de kerk van Beitem was voltooid. Met nieuwjaar 1882 werd het verlaten schoolgebouw aan de Meerlaan een officiële staatsschool voor volwassenen. Een niet-gediplomeerde plaatsvervangende onderwijzer werd door de overheid aangesteld, zonder goedkeuring van de gemeenteraad. Hij bleef bijna 3 jaar lang vruchteloos wachten op zijn éérste leerling(en)!!!! De Ieperling Jules Malou, premier van de homogeen katholieke re- gering in 1884, na de Schoolstrijd (Bron: Wikimedia/Ars Moriendi). Bij nieuwe parlementsverkiezingen in juni 1884 leed de regerende Liberale Partij een verpletterende nederlaag. De Katholieke Partij, die de grote overwinnaar was, vormde een homogeen katholieke regering Malou-Jacobs-Woeste, die meteen de zwaar omstreden antiklerikale onderwijshervormingen ongedaan maakte. Alle onderwijsbevoegdheden werden teruggegeven aan de gemeenten. Het gemeentelijk onderwijs mocht, zoals voorheen, weer katholiek zijn en katholieke scholen konden weer 'aangenomen ' worden en zelfs hier en daar de plaats innemen van een afgeschafte officiële gemeenteschool. Op 16 oktober 1884 schafte de Rumbeekse gemeenteraad de Meerlaanschool af omdat er sinds 1881 een nieuwe katholieke school bestond nabij de kerk van Beitem. Hier, op de hoek van de Meensesteenweg en de Ieperseweg, aan 'De Steenbakkerij ', stond het eerste - in 1979 afgebroken - schoolgebouw van Beitem (Google Street View). Op 6 maart 1885 liet de gemeenteraad de school aan de Meerlaan ombouwen tot een driewoonst, die lange tijd 'd'oude schole ' werd genoemd. Tijdens een openbare verkoop, in 1909, werd de huizenrij opgekocht door Charles Beheyt, de grootgrondbezitter die woonde in zijn 'Brouwershof ' naast de Meerlaanstraat. Beheyt vestigde in het rechterhoekhuis een herberg "De Steenbakkerij", die in 1928 verplaatst werd naar het middenste pand (zie foto bovenaan deze webpagina). In 1979 werd de driewoonst gesloopt voor de verbreding van de Meensesteenweg en voor de aanleg later, in het jaar 2000, van een verkeersrotonde.
|