|
De Franse Revolutie. Eugène Delacroix. 'La Liberté guidant le peuple ', 1830 (Parijs, Louvre). De meeste Zusters van het Gasthuis Ten Bunderen op de Tuimelare (Moorslede) waren afkomstig uit de gegoede burgerij of uit welstellende boerengezinnen. Via schenkingen en erfenissen breidde het patrimonium van het klooster zich tijdens de late Middeleeuwen geleidelijk uit met hofsteden, huizen, stukken grond, akkers, bossen, weiden, enz. Na hun vlucht uit het Gasthuis in 1578, verbleven de Bunderzusters 9 jaren in ballingschap in de Noord-Franse steden Rijsel en St.-Omer. In 1587 kregen de 5 overgeblevenen de officiële toestemming van de Spaanse landvoogd Alexander Farnese om zich te vestigen in Ieper, waar ze haast 2 eeuwen zouden wonen. Met een schriftelijke goedkeuring van Farnese bleef de communauteit van zusters in Ieper al die tijd beschikken over alle verworven onroerende eigendommen, die ze tijdens de de Godsdienstoorlogen in de steek had moeten laten. Vanuit Ieper verpachtten ze hun hofsteden en akkers aan plaatselijke boeren. De belangrijkste bezittingen van de zusters waren gelegen op het grondgebied van de huidige Tuimelarehoek in Moorslede, rond een dubbele kern: De twee boerderijen op de kaart van Ferraris (1774). 1. De Gasthuishoeve. 2. De Bunderkruishoeve.
Afschaffing van de Bunderzusters (1783)Jozef II, de Oostenrijkse keizer van 1780 tot 1790. Tijdens het Oostenrijks en vooral Frans Bewind, op het einde van de 18de eeuw, braken er voor de Zusters van Ten Bunderen in Ieper beroerde tijden aan. In 1783 vaardigde de Oostenrijkse keizer Jozef II een edict uit dat al de kloosters officiëel supprimeerde, die in zijn ogen 'nutteloos ' waren. Jozef II viseerde speciaal de contemplatieve orden en congregaties, omdat deze maatschappelijk niet nuttig waren, d.w.z. zich niet wijdden aan een of ander sociaal-educatief werk, bijv. ziekenzorg of onderwijs. Ook de communauteit van de Bundernonnen in het klooster 'Coninkxdaele ' in de Rijselstraat in Ieper stond op de lijst van opgeheven kloosters. Al hun (roerende en onroerende) goederen, plus de opbrengsten ervan, werden eigendom van de Staat en kwamen onder het beheer van het zogeheten "Comité voor de Religiekas" in Brussel. Pieter-Joseph Muylle, sinds 1778 eigenaar van de barriereherberg 'De Meerlaan ', kocht veel zogeheten 'zwart goed' op: in 1789 al enkele tientallen hectaren van het 'Oostvelt-busch ' alsook een groot aantal gekonfisqueerde akkerlanden van Ten Bunderen, aan weerszijden van de Meensesteenweg, van aan de herberg ''t Vosken ' (voorbij de huidige "Euroshop") tot aan 'De Kleppe ' (Dadizele). De meeste gronden waren gelegen op het huidig grondgebied van Beitem. De noodlottige Franse Tijd (1794 - 1815)Het startschot van de Franse revolutie: de Bestorming van de Bastille in Parijs op 14 juli 1789 (schilderij van Jean-Pierre Houel. Parijs, Bibliothèque Nationale). In 1794 werden de Oostenrijkers verdreven door troepen van de Franse Revolutionairen. De nieuwe bezetter voerde meteen, zoals in Frankrijk zélf, een streng anti-religieus en anti-klerikaal beleid. Alle kerkelijke eigendommen, ook de nog overblijvende onroerende goederen van de Zusters van Ten Bunderen, werden verbeurdverklaard, en als "nationale domeinen" ('domaines nationaux '), gebruikt als paardenstal of kazerne, soms gesloopt, maar meestal openbaar verkocht. Die kerkelijke eigendommen gingen doorgaans voor een spotprijs van de hand, want haast niemand wilde 'zwart goed' in zijn bezit hebben. Wie wél dat 'zwart goed' kocht was in de ogen van de overwegend katholieke bevolking een gewetenloze profiteur! Assignaat ter waarde van 400 pond (= waardepapier dat tijdens de Franse Revolutie werd uitgegeven als onderpand voor in beslag genomen kerkelijke bezittingen). Herbergier en brouwer P.-J. Muylle van 'De Meerlaan ', kocht in 1797 en in 1810 nog méér gronden van Ten Bunderen in Beitem. In 1803 ruim 5 ha bos op het grondgebied Moorslede. Door het stelselmatig verwerven van al dat goedkoop 'zwart goed ' van de zusters werd de gewiekste P.-J. Muylle algauw een zeer vermogend man en, op één (de graaf van het kasteel van Rumbeke) na, de voornaamste grootgrondbezitter van Rumbeke. Tijdens het hele Franse Bewind genoot P.-.J. Muylle meer en meer politiek aanzien. In 1797 werd hij geïnstalleerd als raadsheer ('officier municipal ') en in 1803 als kerkmeester van Rumbeke. Vanaf 1810 tot 1813, onder keizer Napoleon, bracht hij het zelfs tot 'meier ' (vergelijkbaar met de huidige functie van burgemeester) van het kanton Rumbeke. Maar toen het politieke einde (met de Slag van Waterloo, in 1815) van zijn beschermheer dreigend naderbij kwam, diende Muylle in 1813 zijn ontslag in als meier. De openbare verkoop van de 2 boerderijen van de Bunderzusters op de Moorsleedse wijk de Tuimelare maakte nog het meest ophef.
De verkoopsakte van de Bunder-Cruyce-hoeve uit 1797 (Brugge, Rijksarchief).
|