|
De gele pijl situeert de herberg 'De Meerlaan ' (hier 'den Mairlaer Cabaret ' genoemd. Onderaan (blauwe stip) de hoeve van het middeleeuws Gasthuis ten Bunderen. Een rode lijn traceert de Oude heerweg die, ter hoogte van 'de Meerlaan ', de Meensesteenweg (aangelegd tussen 1751 en 1754) schuin dwarst. Meer noordwaarts (groene stip) is nu de rotonde van de Meensesteenweg en de Iepersestraat. (Bron: Ferraris-Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, 1771-78). Eeuwenlang was het klooster van het 'Gasthuis Ten Bunderen ' het enige gebouw van betekenis - met daarrond een eerste kleine woonkern (die overeenstemt met de huidige Tuimelarewijk) in de omgeving van het huidige Beitem. Tot de Beeldenstorm (1578) was het bewoond door enkele zusters, die passerende bedevaarders en behoeftige passanten gratis eten en overnachting aanboden. Dat klooster stond naast de Oude Heirweg, die tot in de late Middeleeuwen een belangrijke pelgrimsroute was vanuit Brugge via Roeselare, Menen, Parijs, en zo verder naar het zuiden. Van het Gasthuis zélf, gelegen op de hoek van de Oude Heirweg en de Ten Bunderenstraat, in de Moorsleedse wijk De Tuimelare, is niets bewaard gebleven. Halfweg de 16de eeuw vormde het nochtans het centrum van een eerste woonkern op het grondgebied van de (in 2016 afgeschafte) parochie Beitem. De plaats van de herberg 'De Meerlaan' (gele stip) aan de kruising van Oude Heirweg (rode pijlen) en de Meensesteenweg (witte pijl), tegenover de Meerlaanstraat (groene pijl). Bovenaan de huidige Ieperse- straat (blauwe pijl). Rechts de huidige Kortwagenstraat (gele pijl). Fragment 'Atlas der Buurtwegen', 1841. In 1578 sloegen de zusters van het Gasthuis voor een tweede keer en voorgoed op de vlucht voor het geweld van de Geuzen (protestanten) in de streek. Rond die tijd tekende zich, meer noordwaarts richting Roeselare - en ditmaal op het grondgebied van Beitem een tweede woonkern af, 'de Meerlaerhoek': een gehucht van boerderijen, "kortwoonsten" en huisjes in de omgeving van de herberg 'De Meerlaan', die zeker al bestond in 1582. De naam van de herberg werd in onze streken veel gebruikt als uithangbord van café's en had later tal van varianten, zoals 'Den Meerlaen ', 'Den Meirelaen ', ''t Meerlaertgin ', 'De Merelhaen ', 'De Meirlaere '. Op de plaats van ''t Melkerijtje ', aan de overkant van de Meerlaanstraat, stond eeuwenlang 'De Meerlaan '. 'De Meerlaan ' was gelegen aan de westkant van de toenmalige heerweg Roeselare-Menen, op de plaats van de huidige boerderij van Foulon, met het melkveebedrijf en de bekende zuivelproductenzaak "'t Melkerijtje", recht tegenover de huidige Meerlaanstraat. De aloude herberg schonk haar naam aan een hele woonwijk, de "Meerlaanhoek", gespreid over beide zijden van de latere Meensesteenweg (aangelegd in 1754, tijdens het Oostenrijks Bewind), vanaf de kruising met de Iepersestraat tot aan de Galgestraat en de Koolbranderstraat. Eén ding staat vast: de afspanning 'De Meerlaan ' bestond zeker al in 1582, toen ze voor het eerst vermeld werd in een landboek van de Rumbeekse heerlijkheid "‘t Hof t'Iseghem" en omschreven als "Een behuysde hofstede genaamd 't Meerlaertgin, groot een honderd lands, neffens ande westzijde van de heyrstraete lopende van Roeselare naar Menen". Het is dus lang niet uitgesloten dat 'De Meerlaan ' er al was toen het Gasthuis ten Bunderen op de Tuimelare nog werd bewoond door enkele zusters (die in 1578 naar Frankrijk vluchtten). De plaats van de herberg 'De Meerlaan ' (gele stip) aan de kruising van Oude Heerweg (rode pijl) en de Meensesteenweg (witte pijl), tegenover de Meerlaanstraat (groene pijl). Bovenaan de huidige Ieperse- straat (blauwe pijl). Fragment van de Popp-kadasterkaart, 1842-'79. Op het moment van de eerste schriftelijke vermelding van 'De Meerlaan ' was een zekere Pieter Ollivier de eigenaar, die het goed verpachtte aan Louis Degryse. In 1614 kwam de herberg in het bezit van Karel Degryse, een brouwer uit Menen. Een anderhalve eeuw lang - op een korte onderbeking na - zal de herberg en bijhorende hofstede eigendom blijven van die familie Degryse, en verhuurd worden aan een plaatselijke boer. Een inventaris van 1673 had het over "een huys met scheure ende omtrent 4 lijnen erfve (= 56 aren) binnen de prochie van Rumbeke, onder 'tHof 'tIseghem, wesende herberghe den Meirelaen... aan de westzijde van de heirstraete leedende van Roeselaere naar Meenen". Vanaf de 18de eeuw breidden de herberg 'De Meerlaan ', de aanpalende boerderij en landeigendommen zich gaandeweg uit. In een verkoopakte van 1706 stond het goed omschreven als een "zekere hofstede wesende herberghe genaemt den Merelaan, met huys, scheure, weefkamer; item 't peerdestal, melckkelder, ende weefcamer". De barriere-herberg 'Den Meirlaer ' (gele stip) langs de Meensesteenweg. Eronder het 'Gasthuis ten Bunde- ren ' (rode stip). Bron: 'Carte Marchande ' (1777-1778) van de Oostenrijkse generaal Joseph de Ferraris. Tussen 1751 en 1754, onder het bewind van de oostenrijkse keizerin Maria-Theresia, werd de nieuwe kasseiweg Brugge-Torhout-Roeselare-Menen aangelegd en betaald door keurvorst Karel Theodoor, Paltsgraaf van Beieren en Heer van Wijnendale en Roeselare. Om de enorme investeringskosten terug te winnen mocht de ondernemende keurvorst langs zijn deel van de nieuwe baan 6 barrieres (= tolhuizen) openen. De meest zuidelijke daarvan werd 'De Meerlaan ', die erg gunstig gelegen was, pal op de plaats waar de aloude heerweg en deze Meensesteenweg mekaar kruisten. Het huisje van de tolwachter en de houten slagboom werden in gebruik genomen op 2 oktober 1754. De eerste pachter-herbergier-bareelwachter was Martinus Vandemortel. Keurvorst Karl Theodor, Paltsgraaf van Beieren en Heer van Wijnendale en Roeselare. J. G. Ziesenis, 1763 (Heidelberg, Kurpfälzische Museum). In 1755 gaf de toenmalige eigenaar Joseph Laureins Degryse, kerkmeester van St.-Maartenskerk in Kortrijk, 'De Meerlaan ' in cijns (NIET in eigendom), tegen een jaarlijkse rente, aan keurvorst Karel Theodoor, voor een periode van 30 jaar. Nog datzelfde jaar kreeg 'De Meerlaan ', die in een zeer slechte staat verkeerde en nagenoeg onbewoonbaar was geworden, een grondige opknapbeurt. Zo groeide de herberg ('cabaret '), met zelfs slaapkamers voor reizigers, en met "spacieuze stallingen" voor 12 paarden, uit tot een volwaardige stop- en rustplaats voor passanten, hun rijtuigen en hun paarden. In 1762 kwam een een nieuwe pachter/tolwachter naar 'De Meerlaan ', nl. Pieter-Jacobus Muylle. Na zijn dood, in 1776, was zijn weduwe Maria-Barbara Vandenberghe 'herbergierige ' tot aan haar dood in 1778. De oudste zoon Pieter-Joseph Muylle nam dan de pacht en het innen van de bareelrechten over van zijn overleden moeder. Tolhoeve (schilderij van omstreeks 1840). Op 13 juli 1778 ging de toenmalige eigenaar, Jan-Baptiste Cossée, over tot de openbare verkoop van "De Meerlaan" (café, tolhuis, boerderij, stallen). Cossée was gehuwd met de dochter Regina van de vorige eigenaar J. L. Degryse uit Kortrijk. Na de dood van zijn (kinderloos gebleven) vrouw Regina, was weduwnaar J.-B. Cossée de enige erfgenaam geworden. De barriereherberg 'De Meerlaan ' werd opgekocht door de huurder ervan, Pieter-Joseph Muylle. De naam van deze laatste blijft onlosmakelijk verbonden met de ontstaangeschiedenis van het dorp Beitem. Tijdens het bewind van de Oostenrijkse keizer Jozef II (1780-90) en dat van de Franse Revolutionairen (1794 - 1815) kocht Pieter-Joseph Muylle volop kerkelijke landeigendommen, die in beslag waren genomen door de Franse Staat, grotendeels op het huidig grondgebied van Beitem. Zo'n verbeurd verklaarde goederen werden voor een spotprijs openbaar verkocht, omdat de Kerk de gelovigen verbood zo'n zogenaamd "zwart goed" te kopen. Muylle liet zich weinig gelegen aan dat kerkelijk verbod, werd zo een steenrijk grootgrondbezitter en schopte het ver in de Rumbeekse politiek. Interieur van een 19de-eeuwse herberg. Henri De Braekeleer (Antwerpen, KMSK). In 1798, na de dood van zijn eerste vrouw, trouwde Pieter-Joseph Muylle met Maria-Theresia Desimpel uit Kortemark. Uit dit tweede huwelijk kwamen er 10 kinderen voort, waarvan er slechts 2 de volwassen leeftijd bereikten, een dochter Theresia-Coleta en een (vrijgezel gebleven) zoon Pieter. Nog vóór 1807 verliet Pieter-Joseph Muylle 'De Meerlaan ' om zijn intrek te nemen in een herenhuis met brouwerij, het 'Brouwershof ', dat hij had laten bouwen aan de overkant van de Meensesteenweg, rechts van de huidige Meerlaanstraat . Koets bij een barriereherberg in Proven (foto: René Matton, ter beschikking gesteld door Ivan Top) Na de aanhechting door Frankrijk in 1794 werden de bareelrechten in ons land afgeschaft, ook die van 'De Meerlaan '. P.-J. Muylle herbouwde en breidde 'De Meerlaan' uit en verpachtte die in 1808 aan Francis Naert. In de notariële pachtakte werd het goed omschreven als "une maison écuries et autres édifices nouvellement construites en usage de cabaret portant pour enseigne Le Merle, sise à Rumbeke, aboutissant de l'est le pavé de Bruges à Menin". In diezelfde akte verbond eigenaar Muylle zich ertoe een stal voor 12 paarden bij te bouwen. Allicht was 'De Meerlaan ' een afspanning geworden voor paarden van de diligences, die vanaf 1764 het personenverkeer verzekerden tussen Brugge en Menen. De plaats van de herberg "De Meerlaan" (gele stip) op een luchtfoto van de jaren 1980. Toen stond daar nog een hofstede van boer Foulon, nu vervangen door ''t Melkerijtje '. Onder het Hollands bewind werden de bareelrechten weer ingevoerd op onze wegen. Vanaf 1817 was pachter Francis Naert barriere-wachter. Hij moest nu een vast pachtgeld betalen aan de Staat en niet, zoals vóór de Franse Tijd, aan de keurvorst van Wijnendale. In 1819 overleed pachter Naert, weduwnaar en kinderloos. Reeds een week later liet eigenaar Pieter-Joseph Muylle 'De Meerlaan ' slopen. De hele inboedel, ook die van het gastenkwartier, werd openbaar verkocht om de schuldenberg af te bouwen, die pachter Naert had nagelaten. In de jaren 1819-20 werd 'De Meerlaan ' vervangen door "een schoon en notabel woonhuis met 2 groote scheuren, peerd-, koei- en andere stallenbakkeuken en meerdere gebouwen". De tolherberg 'Hoge Barriere '. Foto 2de helft 20ste eeuw (Bron: Pieter Crombez & Raoul Boucquey). De bareelrechten van 'De Meerlaan ' werden vanaf 1819 verplaatst naar de herberg 'De Hoge Barriere ', vlakbij het huidig kruispunt van de Meensesteenweg en de ringweg R32 rond Roeselare. Dit café droeg voordien, gedurende Franse overheersing, het naambord 'De Schoone Wandeling ' ('La Belle Promenade '). De tolheffing langs de Meensesteenweg zal er pas worden afgeschaft in 1868! 'De Hoge Barriere ', tot 1971 de locatie voor een bolletra van de boldersclub Ten Elsberghe, stond nadien jarenlang te verkrotten en werd, bij de uitbreidingswerken van de grote ringweg, met de grond gelijk gemaakt. De plaats van de herberg 'De Meerlaan ' (gele stip), waar nu ''t Melkerijtje ' staat, op een recente satellietfoto (Bron: Google Satellite View).
|