|
Duitse legerpostkaart met zicht op een Beitems landschap met boerderij, in de Knaagreepstraat, op de wijk de Tuimelare. De hoeve wordt nu bewoond door de gebroeders Delzeyne (Bron: L. Wyffels).
1914Een patrouille van Duitse Ulanen, in de volksmond "krijgers des doods" genoemd. Op 4 augustus 1914 vielen Duitse troepen ons land binnen. België had zich nochtans strict neutraal opgesteld tegenover het escalerend conflict tussen de Europese grootmachten. Reeds op 24 augustus arriveerde een 1ste groep Duitse verkenners te paard (Ulanen) in Rumbeke en omgeving. Zo'n patrouille van Ulanen bestond uit 7 à 9 ruiters, die er zeer angstaanjagend uitzagen met hun platte pinhelm op het hoofd, gehuld in een wijde mantel en gewapend met een sabel, een lange lans en revolver. Deze cavaleristen werden ingezet om de streek te verkennen én om sabotagedaden te plegen. Overal knipten ze telefoon- en telegraafdraden door of vernielden ze spoorwegrails, o.m. aan Beitem-statie. De opmars van de Duitsers in West-Vlaanderen, halfweg oktober 1914. Behalve in enkele gemeenten kregen de Duitsers wekenlang bijna nergens vaste voet aan de grond in West-Vlaanderen. Ze moesten ze zich op veel plaatsen terugtrekken wegens de felle weerstand van de geallieerden. Maar vanaf halfweg oktober keerde het tij. Verse Duitse troepen overspoelden de streek en namen heel wat steden, gemeenten en dorpen op gewelddadige wijze in. Het ging vooral om jonge onervaren oorlogsvrijwilligers, die vol enthousiasme naar het front trokken. Maar toch waren ze sterk op hun hoede en bloednerveus, want tijdens hun korte militaire opleiding hadden ze verhalen gehoord van Belgische burger-sluipschutters die het recht in eigen handen namen en vuurden op soldaten. Ruïnes aan het kerkplein van Rumbeke na "Schuwe Maandag" (Foto: Johan Delbecke) Op 19 oktober - die in het geheugen gegrift staat als 'Schuwe Maandag ' - wilde het 26ste Duitse reservekorps, bestaande uit jonge recruten, Roeselare bezetten om zo snel mogelijk door te stoten richting Ieper. In Beveren werden ze beschoten door Franse soldaten, die de aftocht van hun kameraden moesten dekken. De Duitsers dachten dat ze door partizanen onder vuur waren genomen en namen genadeloos wraak. Volledig in paniek en uitzinnig van woede om de verrassingsaanval trokken ze een spoor van moord, brand en vernieling: in Roeselare alléén staken ze 252 huizen in brand en brachten tientallen burgers om het leven. Duitse soldaten op de hoek van de markt van Roeselare in oktober 1914 (Foto: Johan Delbecke). In enkele naburige gemeenten zag men soortgelijke taferelen. In Rumbeke moesten de Fransen zich terugtrekken en vuurden met hun artillerie op het centrum. Ook hier verdachten de Duitsers de burgers ervan op hen geschoten te hebben. 60 huizen in Rumbeke gingen in de vlammen op en 13 burgers werden doodgeschoten. Tussen Rumbeke, Beitem en Moorslede probeerden Britse troepen ’s morgens nog de Duitse opmars te stoppen, maar ze moesten zich al snel terugtrekken. Na het vernemen van de gruwelijke gebeurtenissen van 'Schuwe Maandag ' en bij het naderen van het strijdgewoel sloegen de inwoners van o.m. Beitem "met pak en zak" massaal op de vlucht richting Ieper. Komend vanuit Oekene namen de Duitsers al vlug het vrijwel volledig ontruimde Beitem in. Duitse gekwetste soldaten, verpleegd in het klooster van Moorslede, ingericht als lazaret (coll: Wilfried Deraeve, Oostnieuwkerke) Na 'Schuwe Maandag ' waren de grootste gevechten - voorlopig toch - voorbij. De brede omgeving rond Beitem was door de Duitsers bezet. Het front stabiliseerde zich, zo’n 15 km verder westwaarts. De eerste dagen van de bezetting werd de streek overspoeld door gewonde Duitse frontsoldaten uit de gevechten van de 1ste Slag om Ieper en de Slag aan de IJzer. Op tal van plaatsen werden gebouwen als lazaret (= veld- of oorlogshospitaal) ingericht om er de gewonden te opereren en/of een tijdlang te verzorgen. De relatie met de bezetter veranderde. Er was minder geweld. Er kwamen andere Duitse soldaten, die niets te maken hadden met de baldadigheden van 19 oktober. Die probeerden er het beste van te maken, en de burgerbevolking paste zich langzaam aan. Deze laatste leed natuurlijk onder de harde oorlogsmaatregelen, de opeising van allerlei voorwerpen, het chronisch voedseltekort, de honger, enz. De meeste voedingswaren gingen naar de Duitse soldaten. Duits verkenningstoestel, een onbewapende tweezitter Aviatik B van de Feldflieger-Abteilung 6 (FFA6) op het vliegveld ten zuiden van het Sterrebos, eind 1914. (Collectie: deneckere@hotmail.com). Eind oktober legden de Duitsers een militair vliegveld aan in Rumbeke, ten zuiden van het Sterrebos, ter hoogte van de Bergstraat en de Oude Maria's Lindestraat, nabij de nog bestaande herberg ''t Roodhuis '. Zo'n vliegpleinen kwamen er trouwens op verscheidene andere plaatsen (Menen, Gistel, Kortemark, Staden, Beveren, Moorsele, enz.). Er was een landings- en opstijgbaan, met houten loodsen errond en een barak waarin het transmissiecentrum was ondergebracht voor de draadloze verbinding met de vliegtuigen. Halfondergrondse bunker aan de Oude Maria's-Lindestraat op de Zilverberg, die diende als schuilplaats voor manschappen van het Duits vliegveld vlakbij. (Bron: Inventaris Onroerend Erfgoed Vlaanderen - Koen Himpe) De telegrafisten waren ingekwartierd in een vlakbij gelegen hoeve. Vanaf 'Rumbeke Zuid-West ' stegen 4 jaar lang Duitse vliegeenheden op om de geallieerde frontlijnen eerst te verkennen en later ook te bestoken. Ook in omgekeerde richting gebeurde dit. Naarmate de oorlog vorderde werden Beitem en omgeving steeds meer gebombardeerd vanuit geallieerde toestellen. De kerk van Beitem, ingericht als legerdepot van de Duitsers (Bron: Wilfried Deraeve, Oostnieuwkerke) Op 15 november eiste de gemeentelijke 'Ortskommandantur ' van het Duitse leger de (onbeschadigde) kerk van Beitem op als opslagplaats voor voedingswaren en munitie. Stapels voorraadzakken vulden het interieur tot 2 meter hoog boven de kapitelen. De kapel van de patronage deed dienst als noodkerk, en 's nachts werd het H. Sacrament bewaard in de kapel van het klooster van de zusters. De school werd, voorlopig althans, ongemoeid gelaten. Op 22 november kwam een einde aan de 1ste Slag om Ieper en de slag aan de Ijzer. De frontlijn liep min of meer vast. De loopgravenoorlog (stellingenoorlog) kon beginnnen. De generale staf van de Duitse Feldgendarmes bij de ingang van de kerk van Beitem Na de eerste woelige oorlogsmaanden werd het wat rustiger in de Westhoek. Zoals in alle andere bezette gemeenten vaardigde de 'Ortskommandantur ' van Rumbeke speciale oorlogswetten uit: sommige herbergen waren enkel toegankelijk voor Duitse soldaten, vergaderingen waren verboden, er was een avondklok ingesteld, enz. Tal van voorwerpen, grondstoffen en voedingsmiddelen werden door de Duitse bezetter opgeëist: graan, aardappelen, metalen, steenkolen, brandhout, enz.
1915Duitse militairen bij Beythem Statie. De Duitsers maakten gebruik van de relatieve windstilte tijdens de eerste oorlogswinter om zich te installeren en hun militaire infrastructuur verder uit te bouwen: de uitbreiding van een netwerk van treinen en trams (voor het snelle transport van en naar het front van manschappen, munitie, wapens, voedsel, onderhoudsstukken, dwangarbeiders, gewonden en gesneuvelden...), de aanleg van verdedigingslinies, de bouw van bunkers, loopgraven, munitiedepots en voedselmagazijnen, de vervanging van tenten door barakken, het uitzetten van prikkeldraad, grondwerken, munitietransporten, e.d. Luchtfoto vanuit een Duits militair vliegtuig. 2 = Ieperseweg; 4 = Beitem station; 5 = spooraftakking naar de kerk; 6 = kerk Beitem; 7 = spooraftakking naar Moorslede; 8 = Kortwagenstraat; 9 = De Meerlaan (Bron: Raoul Boucquey). Door het slechte weer en de aanhoudende bombardementen waren de doorvoerwegen naar het front moeilijk berijdbaar. De Duitsers legden daarom overal ook smalspoorwegen aan voor de aanvoer van munitie en legermaterieel en voor de bevoorrading van de troepen. Vanaf Beitem-statie liepen, dwars doorheen de velden, 2 soortgelijke smalspoorbaantjes: het ene naar de kerk van Beitem en het andere richting Moorslede. Na een bezoek aan Beitem schreef de Rumbeekse oorlogspastoor Leopold Slosse: "Twee ijzerwegen loopen naar Beythem statie, de eene naar Moorslede, de andere naar de kerk, al achter den hof der pastorij. Die ijzerwegen beginnen een goed stuk lands noord van de statiegebouwen". Duitse soldaten ingekwartierd in een huis in Beitem in 1915. Op 22 april gingen de eerste Duitse gasaanvallen op de Franse en Canadese linies en de 2de Slag om Ieper van start. De weken voordien waren honderden Duitse soldaten afgezakt naar onze streek. Alleen al in Rumbeke bevonden zich op 1 april ruim 4000 Duitse soldaten, die er ingekwartierd moesten worden, ook in burgerwoningen. Later in de oorlog zouden zelfs volledige huizen worden opgeëist en de bewoners ervan uitgedreven. Soldaten van het Britse Cheshire Regiment in een van hun loopgraven, tijdens de Slag aan de Somme. Na de 2de slag van Ieper werd het voor lange tijd relatief rustig aan het front en dus ook in de gebieden achter het front. Er werden tot in de zomer van 1917 geen grote slagen meer uitgevochten. De grote offensieven verplaatsten zich vooral naar Frankrijk, waar rond Verdun en aan de Somme zwaar slag werd geleverd. In deze rustige periode voerden zowel Duitse als geallieerde vliegtuigen tal van verkenningsvluchten uit boven het 'Operationsgebiet '. Zo bleef de oorlog toch nog voelbaar voor de plaatselijke bevolking. Op 10 september werd in Beitem onderpastoor Louis Van Sluys door de bezetter aangesteld om Duitse verordeningen en bevelen in het Nederlands mee te delen aan de inwoners van de parochie.
1916Druk militair verkeer op de Meense Steenweg aan Sinnesaels kapel in Beitem. Op 10 maart, na ongeveer 15 maanden dienst te hebben gedaan als legermagazijn, werd de kerk van Beitem door de Duitsers opnieuw te beschikking gesteld als gebedsruimte en konden de parochianen er de mis en andere liturgische diensten bijwonen. Vanaf datzelfde jaar werden enkele grote woningen in Beitem ingericht als veldhospitaal voor Duitse soldaten. Zo was er een lazaret in 'het Brouwershof ' aan de Meerlaan, waarvan de eigenaar, Felix Beheyt, met zijn hele gezin uitweek naar Brugge. In een aantal Beitemse huizen, o.m. in de pastorie, werden militairen (officieren en soldaten) ingekwartierd. Vanaf eind juli werd de omgeving in toenemende mate gebombardeerd door vliegtuigen van de geallieerden. Er was heel wat materiële schade en onder de burgerbevolking vielen er gewonden en doden.
1917Wrak van een engels vliegtuig, door de Duitsers neergehaald boven Beitem op 17 januari 1917. Het jaar 1917 was een keerpunt in de loopgravenoorlog. In april verklaarden de VS de oorlog aan Duitsland. Honderdduizenden Amerikaanse soldaten staken de Atlantische Oceaan over om naar het front te trekken. Omdat de Duitsers vermoedden dat een zwaar geallieerd offensief op til was brachten ze opvallend veel extra-manschappen over van het Oostfront naar onze streken. Deze werden overal, ook in Beitem, in verlaten én bewoonde huizen, ingekwartierd. In juni eisten de Duitsers de school van Beitem op om er soldaten in onder te brengen. De zusters bleven op post en gaven les, voor de meisjes in de patronagezaal en voor de jongens in de vlasfabriek van Staelens. Het klooster werd op 25 juni een bijkomend eetwaren-magazijn voor de frontsoldaten. Duitse voedsel- én drankvoorraden in de kerk van Beitem (Coll. J. Delbecke). Op 27 juni werd de kerk van Beitem door de Duitsers opnieuw in beslag genomen als voedseldepot. In de zijmuren werden zelfs 4 bressen geslagen om vlotter te kunnen binnen- en buitenrijden met de vrachtwagens. De kerkelijke diensten werden weer gehouden in de kapel van de patronage. Kleine observatie-ballon van de Duitsers, verdekt opgesteld onder de bomen ergens in Beitem. Vanaf juli nam het aantal luchtgevechten toe. Onze streken waren dag na dag het doelwit van geallieerde luchtaanvallen. Roeselare, Rumbeke, Beitem, Moorslede, Dadizele, enz. kregen het zwaar te verduren en werden alsmaar meer onder vuur genomen. Heel wat Duitse militairen en burgers kwamen tijdens de bombardementen om het leven. "Flugplatz Abeele". D trekt de grens tussen Rumbeke (L) en Izegem (R.) Vermoedelijk in de zomer werd het Duitse vliegveld aan het Sterrebos opgegeven omdat het binnen het bereik kwam van Britse kanonnen. Alle eenheden verhuisden naar een nieuw aangelegd vliegveld aan de andere kant van Rumbeke, op de grens met Izegem, op de wijk Abeele, tussen de Oudstrijderslaan en de Izegemsestraat. Hermann Göring, een gevreesde Duitse piloot tijdens WO I. Vanaf dat vliegveld, 'Flugplatz Abeele ', dat in gebruik bleef tot de zomer van 1918, opereerde eskader-commandant Hermann Göring (later, als veldmaarschalk en opperbevelhebber van de Luftwaffe tijdens Wereldoorlog II, een van de kopstukken van het Derde Rijk), die tal van gealliëerde vliegtuigen neerhaalde. Australische soldaten in het verwoeste park van Kasteel 't Hooghe in Potijze, tijdens de 3de slag bij Ieper. Op 31 juli brak de hel los: de 3de Slag bij Ieper, internationaal beter bekend als de Slag om Passendale. De geallieerden startten vanuit Ieper een grootscheeps offensief om door te stoten naar de Vlaamse havens. Maar dit ambitieuze plan lukte niet. Ruim 3 maanden lang werd verbeten gevochten. Aan beide zijden sneuvelden honderdduizenden soldaten, met als pover resultaat, dat het geallieerde front slechts 8 km naar voren was verschoven. De gemeenten die plots vlakbij de eerste frontlinies lagen, zoals Moorslede, Slyps, Dadizele en Westrozebeke, werden grotendeels verwoest. Voor Beitem was oktober een rampmaand. Op 9 oktober stierf Jules Wulleman, pastoor sinds 1914. Wegens de hevige beschietingen vertrokken de schoolzusters op 14 oktober uit Beitem en vluchtten naar Kwatrecht, bij Wetteren. Tijdens hun afwezigheid kwamen verscheidene obussen op het klooster terecht, dat ten gronde toe werd vernield, samen met een deel van het schoolgebouw. Zicht op Beitem in 1917, met de kerk en Sinnesaels molen op de achtergrond. Op 26 oktober werd een groot deel van Beitem tot puin geschoten door zwaar gealliëerd geschut van achter de frontlijn. Het dorp was immers niet ver verwijderd van het front bij Moorslede-Passendale en lag bovendien aan een strategisch belangrijke spoorweg Roeselare-Menen. De hevige bombardementen maakten tal van slachtoffers onder de burgervolking. Op zondag 28 oktober droegen onderpastoor Van Sluys en Odiel Spruytte (hulppriester van Beitem, 1916-1917) voor de vluchtende Beitemnaars een mis op bij de vroegere St.-Theuntjes wegkapel (in 1945 heropgebouwd tot kapel van O.-L.-Vrouw van Vrede) in de Rumbeekse Koestraat. Op 11 november moest, op bevel van de Duitse overheid, héél Beitem worden ontruimd en werden de nog niet gevluchte inwoners verplicht hun huis te verlaten om veiliger en bewoonbaarder oorden op te zoeken. De zwaar beschadigde pastorij en patronaatszaal. Op 10 november kwam een einde aan de 3de Slag om Ieper (Passendale). Het front kwam tot stilstand vlakbij Moorslede. Honderdduizenden soldaten, aan beide kanten, lieten het leven. Ondanks het einde van de veldslag bleef het erg onrustig. De luchtaanvallen en artilleriebombardementen van de geallieerden bleven gewoon doorgaan, sterker nog, de omgeving van Beitem werd steeds meer en zwaarder onder vuur genomen. Héél Beitem was nu onbewoonbaar. De huizen die nog overeind stonden hadden immers geen deuren, ramen of zoldering meer, omdat die door de Duitsers werden gebruikt als brandhout. Sinnesaels molen ging tegen de grond. Vanaf december 1917 zetten de Duitsers burgers in om allerlei werken uit te voeren achter het front, zoals het aanleggen van maar liefst 6 verdedigingslinies, o.m. de 5 km-lange "Flandern I-Stellung" om Roeselare te beschermen. Deze raakte niet voltooid en kon het latere geallieerd slotoffensief enkel vertragen maar niet tegenhouden. Duitse bunker in de Penemolenstraat, ten zuiden van de Vossemolen, die deel uitmaakte van de 'Artillerie-Schütz-Stellung ' (Bron: Inventaris Bouwkundig Erfgoed Vlaanderen). Later, in 1918, werd nog een 6de artillerie-ondersteuningslijn , de 'Artillerie-Schütz-Stellung ', gevormd, die ten oosten van Beitem liep. Deze lijn omvatte loopgraven, mitrailleursnesten, veel prikkeldraadversperringen en een aantal bunkers, waarvan de meeste echter onafgewerkt bleven.
1918De Zilverberg-molen die, tijdens de 4de Slag om Ieper, voor de Duitse vliegtuigen een afwerppunt was van frontberichten. Foto van 28 jan. 1918. (Collectie: deneckere@hotmail.com) In april lanceerden de Duitsers een tegenoffensief, de 4de Slag om Ieper. De Britten trokken zich terug rond Ieper en ontruimden de dorpen die ze tijdens de 3de Slag om Ieper hadden veroverd. Onmiddellijk na de terugtrekking van de geallieerde troepen zetten de Duitsers een laatste groot offensief in bij Ieper, met de bedoeling de stad te omsingelen en vervolgens door te stoten naar Poperinge en de Franse kanaalhavens. Het plan mislukte echter. De Duitsers, op het einde van hun krachten gekomen, zetten nu alles in op defensie, op de 6 verdedigingslinies ('Stellungen '). Na het Duitse lenteoffensief was de frontlijn een groot deel opgeschoven. Veel inwoners van de dorpen in bezet gebied kwamen terug naar huis of werden hiertoe aangespoord, omdat het er een stuk veiliger was geworden. Op 16 juli mochten de bewoners van Beitem naar hun huis terugkeren. De meeste huizen waren echter onbewoonbaar. Aanval van Britse en Canadese troepen op een Duitse linie (Britse tekening in "Katholieke Illustratie"). Vanaf augustus keerden de kansen zich definitief in het voordeel van de geallieerden. De Duitsers moesten stelselmatig terrein prijsgeven. Op 28 september werd het startsein gegeven voor een grootscheeps geallieerd eindoffensief. Maar de opmars van zowel infanterie als artillerie werd tot staan gebracht in Westrozebeke, waar de Duitsers sterk weerstand boden. Wel konden o.a. Zonnebeke, Passendale, Langemark, Poelkapelle en Houthulst worden bevrijd. Op 29 september veroverden de Belgen en de Schotten Dadizele en het centrum van Moorslede. Wegens de hardnekkige Duitse weerstand zou het nog een tweetal weken duren vooraleer héél Moorslede, Roeselare, Rumbeke en ook Beitem werden bevrijd. Vanuit Moorslede werd op 30 september geprobeerd om Beitem binnen te dringen, maar dit lukte niet. Beitem werd wél dagenlang hevig beschoten met granaten vanaf het front bij Moorslede. Er vielen tal van doden en gewonden onder de burgerbevolking. Een poging om Roeselare in te nemen strandde evenzeer, door de onverwacht sterke verdediging van de Duitse verdedigingslijn 'Flandern I Stellung '. Vele bunkers ervan waren goed gecamoufleerd en aan het oog onttrokken van de geallieerde observatievliegtuigen. Duitse soldaten moeten wijken voor de gealliëerde overmacht. (Koblenz, Bundesarchiv). Op 14 oktober voerden de Frans-Belgische artillerie en infanterie, ondersteund door tanks en vliegtuigen, een verwoestende aanval uit op de Duitse 'Flandern I Stellung '. Ze konden bijna over de hele lijn een 5-tal kilometers oprukken. Franse troepen van het 152ste infanterieregiment veroverden uiteindelijk Roeselare. In en rond Beitem boden enkele tientallen overblijvende Duitse soldaten hardnekkig weerstand. Ze werden echter uitgeschakeld of gevangen genomen door een compagnie Belgische soldaten van het 3de regiment Jagers te Voet (deel uitmakend van de 2de Infanterie-divisie). Nog diezelfde 14de oktober - na 4 jaar bezetting - werd Beitem helemaal bevrijd door Britse militairen. Op 15 oktober stortte het Duitse front in elkaar en de aftocht begon. West-Vlaanderen werd volledig bevrijd. Uiteindelijk kapituleerde het Duitse leger. Op 11 november 1918 werd de wapenstiltand ondertekend in een treinwagon in een bos bij het Franse Compiègne. "Den Grooten Oorlog" was voorbij. Vernielde huizen in de dorpskom van Beitem eind 1918. Bij de bevrijding was de kerk van Beitem helemaal in puin geschoten. De kerk, de school, het klooster van de zusters, de pastorij, de onderpastorij, de patronage, de hele dorpskom (bezaaid met talloze granaatkraters) en vele huizen elders in het dorp waren erg toegetakeld. Tegen het einde van de maand keerden de inwoners van Beitem terug naar hun verwoeste dorp en naar hun huis, of wat daar nog van overbleef. De wederopbouw in de 'Verwoeste Gewesten ' kon beginnen.
|